Isaac Ambrosius beschrijft alsof des mensen ziel 'geveild' ofwel bij opbod verkocht wordt, waarbij de bieders de satan en Christus zijn:

(Mede n.a.v. de tekst: "Ik zal haar lokken ....", enz.)

Eer Christus komt, gaat de ziel van Christus afhoereeren, hunne harten zijn door andere liefhebbers verlokt, de wereld, het vleesch en de duivel komen, en bieden de ziel deze en gene vergenoegdheden aan; maar Christus komende, handelt op eene veel krachtiger wijze met de zielen; en Hij eischt al hare vorige liefhebbers uit, alsof Hij zeide: laat hare liefhebbers hen vertroosting aanbieden, Ik zal nog meer vertroosting aanbieden; bieden zij gewin aan, Ik zal nog meer gewin bieden; beloven hare liefhebbers eer en aanzien, Ik zal haar dáárin ook overtreffen. En in der waarheid, dan heeft het Evangelie eene oprechte, volkomene en genadige werking op het hart, als dit op de aanbiedingen van het Evangelie zich overgeeft, als bevindende dat alles wat de wereld kan geven, nu is uitgeboden.
Gij weet wanneer iemand komt, en biedt zoveel voor eene zekere gelegenheid, en een ander komt hem afbieden, dat díe er mede heengaat; alzoo de wereld, de begeerlijkheid en de zonde, deze en gene vergenoegingen aanbiedende, dan komt Christus en biedt ze allen te boven, en daarop is de koop gemaakt, en Christus draagt het harte weg.

Zondaars! het kan zijn, dat gij alsnog geene van deze dingen gevoelt, maar te Zijner tijd zult gij het doen, en ondertusschen ziet gij, dat hier een woord tot dien einde is gesproken: "Ziet, Ik zal haar lokken, en zal haar voeren in de woestijn; en Ik zal naar haar hart spreken".


( . . . )


. . . ook heeft Hij geen gemeen en klein rantsoen willen geven voor onze zielen. Hij zag dat de ellendigheid groot was; en Zijne goedertierenheid moest veel groter zijn; Hij heeft ons willen koopen met zulk een groot rantsoen, als dat Hij ons zoude óverkopen, en Hem niemand zou overbieden op de markt onzer zielen.

O, wij stellen zulk een prijs op Gods goedertierenheid niet, die ons overschat heeft; wij willen alles niet verkoopen om Hem te koopen, maar Hij heeft al wat Hij had verkocht, ja ook Zichzelven, om ons te koopen; en voorwaar, zo Hij dat niet had gedaan, zoo waren wij verloren geweest, en om onze zielen zalig te maken heeft Hij niets geacht, wat hij gedaan of geleden heeft. O goedertierenheid van Christus!

Uit: 'Het zien op Jezus' van Isaac Ambrosius; 17e druk, blz. 360 en 534/535.